Darten is eeuwenoud en aangenomen wordt dat het begonnen is in tijden dat soldaten, tussen veldslagen door, als tijdverdrijf korte speren op bodems van wijntonnen en doorgezaagde boomstamschijven gooiden. Op deze bodems en schijven werd een puntentelling aangebracht. In de winter deed men dit binnen, waardoor de speren vervangen werden door darts en ook het bord werd aangepast (met bijbehorende regelgeving). De nummering van een dartbord lijkt willekeurig, maar is dit niet. In 1896 ontwierp Brian Gamlin (timmerman uit Bury Lancashire) de nummering zoals die nu nog bekend is. Omdat deze zo door elkaar loopt, speelt geluk een veel minder belangrijke rol. Naast ieder hoog getal zitten 2 lage getallen. De nummering zorgt ervoor dat niet de speler met het meeste geluk wint, maar de speler die de techniek het beste beheerst. Voor een wedstrijdbaan is een minimale ruimte nodig met een lengte van 4 meter, breedte van 3 meter en een hoogte van 3 meter. Het midden van het bord (“Bullseye”) moet 1,73 meter boven de vloer hangen. De afstand van de werplijn (“oche” – okkie- ) tot de voorkant van het bord bedraagt 2,37 meter. De oche moet minimaal 61cm breed zijn, de hoogte tussen de 3,8 en 6 cm.